Verjaring van vorderingen: basisregels

5 jul 2016

U heeft een vonnis waarin een debiteur is veroordeeld om aan u een bedrag te voldoen. De debiteur heeft nooit vrijwillig betaald en er was geen vermogen traceerbaar om u op te verhalen. Daarom is de vordering inmiddels afgeboekt als zijnde oninbaar. Echter, 7 jaren later komt u er per toeval achter dat de debiteur weer actief is en vermogen lijkt te hebben. U klopt op de deur met het vonnis en verlangt alsnog betaling. De debiteur weigert en stelt dat de vordering is verjaard. Klopt dat?

 

Enkele basisregels van verjaring op een rij voor u:

  • Een vordering tot nakoming van verbintenis uit een overeenkomst tot een geven of een doen (zoals betaling van een geleverde prestatie) verjaart 5 jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Wanneer een vordering opeisbaar wordt, is vaak contractueel bepaald, zoals bijvoorbeeld de afloop van een vervaltermijn voor betaling van een factuur.

  • Een vordering tot vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatige daad of wanprestatie verjaart 5 jaar na aanvang van de dag waarop de benadeelde zowel met de schade als de aansprakelijke partij bekend is geworden.

  • Een vordering uit hoofde van een vonnis verjaart pas 20 jaar na de dag van de uitspraak door de rechter. De debiteur in het voorbeeld heeft dus geen gelijk. Voor zover die veroordeling echter ziet op rente geldt weer een verjaringstermijn van 5 jaar.

  • Komt u op een terechtzitting een regeling overeen met de wederpartij en wordt deze regeling (‘vaststellingsovereenkomst’) door de rechter vastgelegd in een proces-verbaal? Dan geldt een verjaringstermijn van 5 jaar.

 

Wilt u verjaring voorkomen? Dan kunt u dit (in tegenstelling tot zogenaamde vervaltermijnen) stuiten. Vervolgens begint weer een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De wijze van stuiting is afhankelijk van de aard van de vordering. Gaat het om een vordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst of een vordering van schadevergoeding, dan kan stuiting geschieden door een schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling aan de debiteur waaruit ondubbelzinnig volgt dat u uw recht op nakoming voorbehoudt. Gaat het om andere vorderingen dan dient u echter binnen 6 maanden na een schriftelijke aanmaning een daad van rechtsvervolging in te stellen, bijvoorbeeld door het laten betekenen van een dagvaarding. 

 

Belangrijk: u dient te bewijzen dat de stuitingshandeling de debiteur heeft bereikt!

De meeste zekerheid heeft u door de schriftelijke aanmaning via de deurwaarder te laten bezorgen. Die paar tientjes aan extra kosten wegen over het algemeen niet op tegen het belang van de stuiting.

 

Kunt u na verjaring de vordering nog op andere wijze incasseren? Verjaring heeft als gevolg dat u betaling van de vordering niet meer kan en mag afdwingen. U kunt een verjaarde vordering echter wel nog in verrekening brengen met een vordering die de debiteur op u zegt te hebben.