DE NAMENS EEN EX-PARTNER BETAALDE HYPOTHEEKRENTE IS NIET ZOMAAR AFTREKBAAR ALS PARTNERALIMENTATIE!

14 dec 2021

De Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) kent verschillende aftrekposten op grond waarvan belastingplichtigen een bedrag in mindering mogen brengen op hun inkomen. Het gevolg daarvan is dat zij over een lager deel van hun salaris inkomstenbelasting hoeven te betalen. In de praktijk leidt dit zelfs vaak tot een teruggave van de belastingdienst.

Twee in de familierechtpraktijk veel besproken aftrekposten zijn (1) het recht op aftrek van betaalde hypotheekrente en (2) het recht op aftrek van betaalde partneralimentatie.

De hypotheekrenteaftrek is alleen toegestaan voor de eigen woning die onder het regime van box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning) valt. Oftewel betaalde hypotheekrente voor een woning mag alleen in mindering op het inkomen worden gebracht wanneer de belastingplichtige daar daadwerkelijk woont (behoudens een uitstelregeling van 2 jaar, waarop in dit artikel niet verder wordt ingegaan).

Aftrek van partneralimentatie is toegestaan voor ‘periodieke uitkeringen en verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voorvloeiende verplichting, tenzij deze worden gedaan aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn; ..’ (artikel 6.3 lid 1 Wet IB 2001), mits partijen duurzaam gescheiden leven.

Wanneer een pand op naam van twee partijen staat, vloeit uit de regels van het (familie)recht voort dat partijen evenredig dienen bij te dragen in de daarop betrekking hebbende lasten, waaronder de hypotheekrente. Maar hoe zit het nu wanneer een belastingplichtige het aandeel in de hypotheekrente van zijn ex-partner, die de echtelijke woning al enige jaren geleden heeft verlaten, voldoet? De belastingplichtige kan slechts de helft van dat bedrag aftrekken als betaalde hypotheekrente, het is immers maar voor de helft zijn eigen woning. Kan het bedrag dat hij namens zijn ex-partner betaalt in de belastingaangifte in mindering worden gebracht als betaalde partneralimentatie? Het gerechtshof Den Haag deed hierover op 23 september 2021 uitspraak.

De feiten

De man en de vrouw zijn in 2004 gehuwd in gemeenschap van goederen. Tot die huwelijksgemeenschap behoort een (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. In 2013 verlaat de vrouw de echtelijke woning om in te trekken bij haar nieuwe partner. Partijen leven vanaf dat moment duurzaam gescheiden. Pas in 2017 sluiten partijen een echtscheidingsconvenant, waarna het huwelijk door de rechtbank wordt ontbonden.

Inhoud echtscheidingsconvenant

In het echtscheidingsconvenant wordt de echtelijke woning toebedeeld aan de man. Er wordt overeengekomen dat partijen over en weer afzien van partneralimentatie, omdat zij beiden in staat zijn in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Het echtscheidingsconvenant vermeldt verder:

2.6.3. Aan de woning is een hypotheek gekoppeld waarop wordt afgelost. Partijen hebben afgesproken dat als de ene partij meer aflost dan de andere partij, dit meerdere tussen partijen verrekend wordt bij de notaris op het moment dat de woning aldaar wordt verdeeld of wordt overgedragen aan de kopende partij.’

Over de te betalen hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt.

De IB-aangifte van de man

In het jaar 2017 voldoet de man de gehele hypotheekrente, dus zowel zijn eigen aandeel als dat van de vrouw. In zijn IB-aangifte 2017 brengt de man de helft van de betaalde hypotheekrente (een bedrag van € 3.491) in aftrek. Daarnaast brengt hij de andere helft in aftrek als ‘betaalde alimentatie/onderhoudsverplichtingen’. Bij het opleggen van de definitieve aanslag heeft de belastinginspecteur die laatste aftrekpost geweigerd.

De man gaat in bezwaar en beroep. In beide instanties wordt de inspecteur in het gelijk gesteld. Vervolgens gaat de man in hoger beroep.

Het oordeel van het hof

Het hof overweegt als eerste dat er sprake is van ‘duurzaam gescheiden leven’ vanaf het moment dat de vrouw in 2013 de echtelijke woning heeft verlaten, er zou daarom sprake kunnen zijn van partneralimentatie.

In de procedure heeft de man gesteld dat hij de volledige hypotheeklasten heeft voldaan omdat de vrouw niet bereid was om ook maar iets bij te dragen. Het hof vindt echter dat het enkele feit dat de vrouw niet bereid was om een bijdrage te leveren aan verplichtingen die zij samen met de man is aangegaan (lees: de hypotheeklening), nog niet meebrengt dat de man verplicht was deze bedragen aan de vrouw te verschaffen (lees: namens de vrouw te voldoen). Het hof is daarom niet overtuigd dat de man de hypotheekrente die eigenlijk rustte op de vrouw heeft voldaan op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Het hof acht daarbij van belang dat partijen in het echtscheidingsconvenant hebben opgenomen dat zij over en weer afzien van alimentatie omdat zij ieder zelf in hun levensonderhoud konden voorzien. De man heeft verder niets aangevoerd omtrent de behoefte, draagkracht of andere niet-financiële omstandigheden van de vrouw waaruit kan worden afgeleid dat de door hem voor haar betaalde hypotheekrente kan worden beschouwd als een verstrekking ter voorziening van het levensonderhoud van de vrouw.

Slotsom: de man mocht de namens de vrouw betaalde hypotheekrente niet in aftrek brengen en de belastinginspecteur heeft dit terecht gecorrigeerd.

Tot slot

Uit deze uitspraak blijkt dat de precieze bewoordingen in een echtscheidingsconvenant zeer nauw komen. Als deze partijen in hun echtscheidingsconvenant namelijk zouden hebben opgenomen dat de man het aandeel van de vrouw in de te betalen hypotheekrente zou voldoen uit hoofde van partneralimentatie, had de man dat bedrag wel degelijk in aftrek mogen brengen. Door de onzorgvuldige opmaak is deze man dus een aanzienlijk financieel voordeel misgelopen.

Vragen?

Heeft u vragen over het bovenstaande of wilt u graag een echtscheidingsconvenant laten opstellen? Onze advocaten – gespecialiseerd in het personen- en familierecht – helpen u graag verder!