Sinds het begin van de coronacrisis adviseert de overheid werkgevers om werknemers zo veel mogelijk thuis te laten werken. Inmiddels sprak de kantonrechter Nijmegen uit dat deze richtlijn werknemers niet het recht geeft om thuis te mogen werken.
De feiten
Nadat het coronavirus ook Nederland (op grote) schaal had bereikt, had de werkgever een gedeelte van zijn personeelsleden, waaronder werkneemster, geïnstrueerd om de werkzaamheden voorlopig vanuit huis te verrichten.
Medio april had de werkgever een aantal werknemers, waaronder werkneemster, opgeroepen om de werkzaamheden voortaan weer op kantoor te hervatten. Aan deze oproep heeft werkneemster op 14 april gehoor gegeven. Diezelfde dag heeft zij echter aan haar werkgever verzocht om weer vanuit huis te mogen werken. Als reden daarvoor gaf zij op dat zij zich niet veilig voelde op de werkplek, omdat haar collega’s de richtlijnen (met name het afstand bewaren) niet in acht namen. Werkgeefster heeft dit verzoek aanvankelijk gehonoreerd.
In de eerste week van mei heeft werkgeefster haar medewerkers, waaronder werkneemster, meegedeeld dat iedereen zijn werkzaamheden weer vanaf kantoor moest gaan verrichten. Daarvoor had zij richtlijnen opgesteld, waaraan iedereen zich diende te houden.
Met een beroep op de persconferenties van de minister-president – die het thuiswerken als één van de basisregels benoemde – heeft werkneemster verzocht om vanuit huis te mogen blijven werken. Omdat partijen hierover geen overeenstemming konden bereiken, heeft zij deze vraag voorgelegd aan de kantonrechter te Nijmegen.
Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter onderschrijft dat werkneemster van haar werkgever mag verwachten dat die zich er maximaal toe inspant dat de richtlijnen (onderling afstand houden, voldoen aan de hygiëneregels, etc.) door werkgever en zijn medewerkers (de collega’s van werkneemster) worden nagekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter had de werkgever in de voorliggende situatie echter passende coronamaatregelen getroffen.
De omstandigheid dat werkneemster medio april had ervaren dat de maatregelen niet werden nageleefd, overtuigde de kantonrechter niet. Voor zover deze observatie van werkneemster al juist was, leidde dat “niet tot de conclusie dat de Corona-maatregelen stelselmatig [werden] overtreden op de werkvloer. Dit [leek] eerder een incident te zijn geweest in de net opstartende fase van het weer op kantoor komen werken.”
Bij dit alles betrok de kantonrechter dat de werkgever ook een zwaarwegend economisch belang had bij de terugkeer van de werkneemster op het kantoor. Een deel van de werkzaamheden kon de werkneemster namelijk alleen vanaf de locatie van de werkgever verrichten, terwijl de werkgever – door de economische omstandigheden waarin zij terecht was gekomen – er een zwaarwegend belang bij had dat deze werkzaamheden ook daadwerkelijk werden uitgevoerd.
Thuiswerk is geen absoluut recht, maar ook niet onmogelijk
Met dit vonnis heeft deze kantonrechter uitgesproken dat de overheid met haar oproep – om zo veel mogelijk vanuit huis te werken – geen absoluut recht voor werknemers heeft gecreëerd om vanuit huis te mogen werken. Hoewel dit slechts het oordeel van één individuele rechter betreft, lijkt deze opvatting breed te worden gedragen.
Tegelijkertijd is het zeker ook geen uitgemaakte zaak dat een werknemer onder alle omstandigheden kan worden verplicht om naar het kantoor te komen om van daaruit te werken. Veel hangt af van de vraag of de werkgever passende (corona)maatregelen heeft getroffen, al lijkt ook de impact van de coronacrisis op de economische positie van de werkgever een relevante factor.
Vragen? Hebt u – al dan niet door de coronasituatie – vragen over de samenwerking met uw werknemer of werkgever, dan bespreken onze arbeidsrechtadvocaten graag met u wat zij voor u kunnen betekenen.