Factuurfraude: blijf alert op inkomende facturen

8 jan 2018

 

U heeft er ongetwijfeld wel eens over gehoord of gelezen: factuurfraude. Misschien lijkt het alleen bij andere ondernemers of particulieren te gebeuren die – volgens u – niet goed opletten. Maar wees gewaarschuwd, want die fraude is vaak zo geraffineerd dat ook een oplettend persoon er snel in tuint. En in dat geval biedt de wet u vaak geen steun ondanks uw onschuld.

 

Factuurfraude kent velerlei vormen. Één van de meest voorkomende is dat echte uitgaande facturen van een bedrijf worden onderschept, waarna de facturen dermate goed gekopieerd of aangepast worden dat het voor de ontvangende partij moeilijk op te merken is dat er een ander rekeningnummer vermeld staat. De aangepaste facturen worden vervolgens alsnog verzonden naar de bedoelde ontvanger. Vaak weet laatstgenoemde ook dat die factuur er aan zit te komen, dus is er niet direct reden voor argwaan.

 

Zo ook in de kwestie die aan het gerechtshof in Den Bosch werd voorgelegd. Een stichting stuurt als verhuurder periodiek facturen aan een huurder. Op enig moment ontvangt de huurder facturen van die stichting van in totaal € 22.400,–. Huurder betaalt dit bedrag op het op de facturen vermelde bankrekeningnummer. Later blijkt dit bankrekeningnummer op naam te staan van een katvanger en is het geld al weer lang doorgesluisd. Vermoedelijk heeft de fraudeur de uitgaande facturen van de stichting onderschept en vervolgens aangepast.

 

De stichting klopt vervolgens bij de huurder aan om alsnog die facturen betaald te krijgen. In eerste instantie zou menigeen denken: dat hoeft een huurder niet nog een keer te doen, hij heeft in goed vertrouwen en daarmee bevrijdend betaald. Het risico dat met per post verzonden facturen gesjoemeld wordt, behoort bij de verzendende partij te liggen. Niet dus. Althans, volgens het gerechtshof ligt het toch genuanceerder, zoals volgt uit zijn arrest van 24 oktober 2017 (vindplaats: ECLI:NL:GHSHE:2017:4625).

 

Huurder deed een beroep op artikel 6:34 lid 1 BW, waarin simpel gezegd staat dat een schuldenaar bevrijdend heeft betaald indien hij op redelijke gronden mocht aannemen dat de ontvangende partij de werkelijke schuldeiser was. 

De crux zit dus in het begrip ‘op redelijke gronden’. De stelplicht en bewijslast dat hiervan sprake is, rust bij de ongelukkige betaler. Het gerechtshof vond in deze kwestie dat die redelijke gronden ontbraken om de volgende redenen:

  • het bankrekeningnummer week af van het rekeningnummer waar huurder tot dat moment altijd op betaald had. Ofwel: in tegenstelling tot iemand die een eenmalige factuur krijgt, hád huurder dit op basis van eerdere betalingen dienen op te merken;

  • het bankrekeningnummer week af van het rekeningnummer dat in de huurovereenkomst stond vermeld;

  • het lettertype van het vervalste bankrekeningnummer week af van het lettertype van de rest van de tekst op de facturen;

  • het vervalste bankrekeningnummer was enigszins schuin afgedrukt.

De huurder voerde nog aan dat de stichting de fraude vergemakkelijkt had door de facturen op wit A4 papier te sturen in plaats van eigen briefpapier, en dat de fraude niet had kunnen plaatsvinden als de facturen per e-mail waren verzonden. Maar dat mocht huurder niet baten: zij had volgens het gerechtshof simpelweg beter moeten opletten.

 

Als u de redenen leest die het gerechtshof benoemde om de huurder toch tot betaling te veroordelen, zult u misschien denken: eigen schuld, want er waren inderdaad aanwijzingen dat het niet deugde. Maar wees eerlijk: controleert u in alle dagelijkse drukte nog iedere keer in detail het bankrekeningnummer op iedere inkomende factuur?

 

Blijft alert is dus het devies, want een moment van onachtzaamheid kan aardig in de papieren lopen.